Sla menu over Meer over toegankelijkheid

Landschap

Karakteristiek voor de Veenkoloniën is:

  • Grootschalige openheid, rationele verkaveling, rechte wegen en kanalen***
  • Contrast tussen het kleinschalige lint en het grootschalige open landschap
  • Koppeling tussen langgerekte, enkelvoudige bebouwingslinten*** en kanalen en wijken met planmatige opzet
  • Herkenningspunten in linten: bruggen, sluizen, fabrieken en watertorens
  • Enkele doorkijken in linten
  • Verdichtingen in het lint bij bruggen, sluizen en fabrieken

Bijzondere plekken in de Veenkoloniën

De bijzondere plekken in de Veenkoloniën bestaan onder andere uit afwijkingen en aanzettingen van dit strakke, eenduidige veenkoloniale ordeningsprincipe.

De Wildervanksterdallen hebben juist een bochtig karakter en vormen daarom een bijzonderheid in de Veenkoloniën. Wildervanksterdallen is ontgonnen vanaf het einde van de 18e eeuw vanuit Wildervank. “Dallen” verwijst naar de lange periode tussen vervening en het landbouwkundig in gebruik nemen van de gronden

De afwijkende kamvormige wijkenstructuur (zogenaamde gaffelwijken) en het daarmee samenhangende blokvormige verkavelingspatroon zijn hier kenmerkend. Deze gaffelwijken liggen tot wel vier keer zo ver uit elkaar dan in de omgeving. Om de turf op de diepe percelen af te kunnen voeren, zijn onder een hoek ten opzichte van de wijken doodlopende wijken gegraven. De ruimte tussen deze doodlopende wijken is verkaveld in een blokvormig patroon. Om de waterlopen bevaarbaar te maken zijn de scherpe hoeken op kruisingen van de wijken afgeschuind, waardoor een bijzondere waterstructuur ontstaat.

Aan het einde van de 19e eeuw worden de uiteinden van de gaffelwijken met elkaar verbonden door de aanleg van het Dalkanaal. Doordat bij de aanleg van het kanaal rekening is gehouden met het verkavelingspatroon heeft het kanaal een kenmerkend beloop met korte rechtstanden. Ook in het kanaal zijn vanwege de bevaarbaarheid hoeken afgeschuind.

Langs het kanaal, tussen Dalweg 12 en 36 die Wildervanksterdallen verbinden met Wildervank, vindt enige kernvorming plaats. Rond 1900 bestaat het kanaallint uit een aantal verspreid liggende Oldambtster boerderijen met hier en daar een arbeiderswoning van het krimpjestype. In de twintiger jaren van de vorige eeuw is op de kruising van het Dalkanaal met Dalweg 36 een openbare school gebouwd.

Over de schetskaart

Kenmerkend voor de Veenkoloniën is het contrast tussen de grootschalige openheid en de lange, verdichte bebouwinglinten. De rationele verkaveling als gevolg van de vervening in de 17e en 18e eeuw is nog steeds zichtbaar in de strikte ordening en samenhang van de bebouwing met het systeem van lange, rechte kanalen en wijken.

In de Veenkoloniën hebben de dorpen een heel langgerekte en planmatige structuur. De oudere kanaaldorpen hebben aan één kant een doorgaande weg en aan de andere zijde van het kanaal een ondergeschikte weg. De jongere kanaaldorpen hebben een dubbele ontsluiting, door verdubbeling van het hoofddiep of door de aanleg van een achterdiep; een dubbel lint. De boerderijen zijn daarbij aan de buitenzijde gesitueerd, in het middengebied staat de woon- en overige bebouwing (zie schets). Kenmerkend voor de bebouwingsstructuur in kanaaldorpen is de variatie in dichtheid in het lint.

Meer over landschap

De regio Veenkoloniën is ontstaan als gevolg van de vervening van het grote Bourtanger Moor in de 17e en 18e eeuw. Kenmerkend zijn de langgerektheid van de bebouwingslinten en de strikte ordening en samenhang van de bebouwing met het ontginningssysteem van kanalen en wijken. De kanalen zijn lang en recht en vinden hun oorsprong in een planmatige opzet. Ze zijn ontstaan door de vervening vanaf de stad Groningen richting Winschoten en Stadskanaal en verder. Langs de kanalen staan boerderijen op regelmatige afstand van elkaar met daartussen op sommige plaatsen niet- agrarische bebouwing of sluizen. Deze opzet is bijvoorbeeld in Kiel-Windeweer nog duidelijk afleesbaar. De bebouwing reflecteert bloeiperioden van verschillende bedrijfstakken van de afgelopen 400 jaar: de vervening, de scheepvaart, de akkerbouw en de industrie.

Blik in de dorpen

Vooral bij bruggen en sluizen is een concentratie van bebouwing te zien. Bij het middenverlaat op de grens tussen Veendam en Wildervank staat naast het sluiscomplex met brug nog kenmerkende Veenkoloniale lintbebouwing. De bebouwing staat vaak strak in lijn op gelijke afstand van de weg en met de nokrichting evenwijdig aan de wijken die haaks of in een hoek liggen met het hoofdkanaal. Kenmerkend is ook de overwegend smalle maat van de afzonderlijke panden aan de diepszijde en de individuele herkenbaarheid van vrijwel alle gebouwen.

Voor de oriëntatie in de dorpen zijn herkenningspunten van belang omdat het bebouwingslint een vrij uniforme maat en schaal heeft. Bruggen en sluizen vormen duidelijke herkenningspunten. En ook oude fabrieken en watertorens vormen herkenningspunten in het lange lint, doordat ze verder naar achteren geplaatst zijn en door hun grotere schaal. Het veenkoloniale silhouet van bijvoorbeeld Oude Pekela wordt nog altijd sterk bepaald door de 4 nog aanwezige fabriekspijpen, zoals die van het complex van de voormalige strokartonfabriek Free & Co (nu deels in gebruik bij Siep & Co met gerestaureerde stoommachine). De kerken in de Veenkoloniën staan net als veel fabrieken en de watertorens iets naar achteren geplaatst in het lint. Ze hebben een minder prominente ligging dan in andere oudere dorpen, waar de kerk vaak in het hart van een dorpskom geplaatst is.

Onder meer aan de ouderdom van de lintbebouwing is duidelijk af te lezen dat de ontginningen vanaf de 17e eeuw vanuit het noorden naar het zuiden hebben plaatsgevonden. In de oude kanaaldorpen zijn veel boerderijen oud, sommige dateren van voor 1800. Naast het Oldambtster boerderijtype komt een ouder, specifiek Veenkoloniale variant voor, waarbij het voorhuis aan een of beide zijden is voorzien van een krimp. Het zijraam in de krimp zorgt voor goed zicht over het kanaal. De oude kapiteinshuizen en de bebouwing van neringdoenden kennen een vergelijkbare opzet. Van de historische woonbebouwing zijn vooral de woningen van de gegoede burgerij bewaard gebleven, in de vorm van rijk uitgevoerde Veenkoloniale woningen, dwarshuizen of (fabrikanten)villa’s. De vele arbeiderswoningen van het krimpentype zijn vaak gesloopt en vervangen of sterk vergroot.