Sla menu over Meer over toegankelijkheid

Het landschap

Karakteristiek voor Gorecht is:

  • Contrast tussen kleinschalig besloten hoger gelegen Hondsrug en aan weerszijden laag gelegen zeer open beekdalen van de Drentse Aa en Hunze
  • Veenborgen en andere 18e eeuwse buitens in de particuliere veenontginningen
  • Parkachtige esdorpenstructuur op de Hondsrug met afwisselend essen, bossen, graslanden en met naast sobere boerderijen en keuterijen ook statige bebouwing in de vorm van buitens, villa’s***en later meer suburbane woonbebouwing
  • Natte landschapselementen: pingoruïnes en petgaten

De villa's langs de Rijksstraatweg

De grote villa's*** langs de Rijksstraatweg in Haren, ten zuiden van de stad Groningen, vormen een contrast met het overige deel van Gorecht.

Het meest bepalende voor de ontwikkeling van de kernen op de hoger gelegen Hondsrug is de nabijheid van de stad Groningen en de aantrekkelijkheid van de omgeving als woongebied. Al vanaf de 18e eeuw vindt forensisme plaats. In eerste instantie betrekken alleen de gegoede burgers een "buiten" ten zuiden van de stad; na de eeuwwisseling groeien de kernen verder door, het suburbaan wonen komt in trek. Het esdorpen karakter is grotendeel getransformeerd tot forensendorpen zoals Haren met een nieuw karakter. Waardevolle onderdelen hiervan zijn het tuindorp en de villabouw.

Over de schetskaart

In Gorecht zijn de landschappelijke verschillen tussen de hooggelegen Hondsrug en de aangrenzende laaggelegen natte beekdalen en veengebieden groot. Een klein deel van Gorecht ligt in het Geopark en een deel in nationaal Landschap Drentsche Aa. Het Gorecht ligt ten zuidoosten van de stad Groningen en bestaat uit de noordelijkste punt van de Hondsrug, met aan de westzijde het beekdal van de Drentsche Aa en aan de oostzijde het beekdal van de Hunze met een laaggelegen veengebied bij Engelbert, Middelbert en Westerbroek. Door het verschil in hoogte, ondergrond en hydrologie zijn de gebieden vanuit het verleden op zeer verschillende wijze gebruikt en in cultuur gebracht. Het hedendaagse landschap laat dit nog heel duidelijk zien.

Meer over landschap

Cultuurhistorisch gezien kan het gebied worden onderverdeeld in het westelijk gelegen Go en het oostelijk gelegen Wold, waarbij de Hunze de scheidslijn tussen deze twee gebieden vormt. De Hondsrug is een keileemrug die tijdens de voorlaatste ijstijd (het Saalien) als gevolg van de landijsbedekking is ontstaan. Aan het einde van deze ijstijd is het oerstroomdal van de Hunze ontstaan als gevolg van de afvoer van grote hoeveelheden smeltwater in noordelijke richting. In de laatste ijstijd is het gebied bedekt met een laag dekzand. Verspreid in het landschap liggen kleine ronde meertjes, pingoruïnes, die ook een overblijfsel zijn van de laatste ijstijd. Na de ijstijden ontstonden aan beide zijden van de Hondsrug grote veenmoerassen.

Door de hoge ligging is de Hondsrug altijd een belangrijke doorvoerroute en bewoningsas geweest. De Hondsrug en de flanken ervan zijn vanaf de steentijd tot in de moderne tijd onafgebroken bewoond geweest en gebruikt. De vele aangetroffen archeologische resten bestaan onder andere uit sporen van kampementen en nederzettingen, grafheuvels, akkercomplexen en historische infrastructuur zoals wegen en sloten. Ook voor de verdediging van de stad was (het kunnen afsluiten van) de route over de Hondsrug, en de vaarroutes ter weerszijden ervan, van groot belang. Dit blijkt onder meer uit archeologische vondsten gerelateerd aan sterktes en schansen.

In het Gorecht vormt de Hondsrug een duidelijke noord-zuid structuur met een besloten karakter. Het landschap van de Hondsrug laat zich typeren als parkachtig esdorpenlandschap, een soort lappendeken van essen, bossen, graslanden en bebouwing. Karakteristiek voor het Gorecht is tevens de besloten houtsingelstructuur en de daarin nog aanwezige pingoruïnes. Aan weerszijden van de Hondsrug liggen beekdalen waarin de beken bepalend zijn voor het karakter van het landschap maar ook de aangrenzende natte hooilanden, die de beekdalen een heel open karakter geven. Vanaf de 13e eeuw is het veengebied ten oosten van de Hunze geëxploiteerd. Op relatief droge zandkoppen en –ruggen in het veen ontstonden, mede onder invloed van de kloosters, randveennederzettingen zoals Kropswolde, Wolfsbarge en Westerbroek van waaruit het veen in cultuur werd gebracht. Veendijken (waaronder de Borgweg en de Woortmansdijk) boden bescherming tegen het zure veenwater uit de nog niet ontgonnen veengebieden. De turf werd via de Hunze afgevoerd naar de stad Groningen (de Turfsingel dankt hier zijn naam aan). Vanaf de 18de eeuw hebben ook rijke burgers een rol gespeeld in de ontginning van het Woldse veen. De turfwinning liep door tot in de 20e eeuw. Niet alleen vanuit de randveennederzettingen maar ook vanaf de flanken van de Hondsrug is het gebied richting de Hunze verveend. Als gevolg hiervan liggen restanten van petgaten zoals de Harense Wildernis in het landschap. In diezelfde periode heeft ook aan de westkant van de Hondsrug vervening plaatsgevonden. Als restant hiervan liggen nu het Paterswoldse meer en het Friesche Veen als grote waterplassen in het landschap. Ook zijn op enkele plaatsen petgaten bewaard gebleven, zoals Sassenhein. De 18de-eeuwse veenborgen (de borgen Vaartwijk en Langwyck) rondom Westerbroek herinneren net als andere buitens in het westelijk deel van Gorecht aan de particuliere ontginningen, waarbij nut en vermaak werden gecombineerd.

Blik in de dorpen

De bebouwing concentreert zich op de Hondsrug in de vorm van een reeks van esdorpen (waaronder Noordlaren, Onnen en Haren). De stad Groningen ligt op het noordelijkste puntje van de Hondsrug en is oorspronkelijk ontstaan als esdorp. Kenmerkend voor esdorpen zijn de ligging aan de rand van een beekdal en het meanderende beloop van wegen en paden. Langs deze wegen is bebouwing ontstaan. De bebouwing is niet planmatig, maar is verspreid, organisch gegroeid en heeft een zeer groen karakter. Op de Hondsrug hebben de esdorpen dwarswegen (soms nog steeds in de vorm van zandwegen aanwezig) en een brink, een groot groen plein centraal in het dorp. In de laaggelegen veengebieden aan weerszijden bevinden zich maar zeer beperkt dorpen, zoals Engelbert en Middelbert.

De stad Groningen vormt van oudsher het onbetwiste middelpunt van de provincie voor de handel en voorzieningen op het gebied van bijvoorbeeld zorg, onderwijs en cultuur. Oude en nieuwere iconen zoals de Martinitoren of ‘Olle Grieze’ en het Groninger Museum geven uitdrukking aan deze centrumpositie. Stadjers hebben een duidelijk stempel gezet op de ontwikkelingen in het Gorecht. Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw hebben welvarende burgers in de zone langs de Hereweg en de Rijksstraatweg prestigieuze landhuizen en villa’s gebouwd met parkachtige tuinen. Villa Huis de Wolf vormt hiervan een rijk voorbeeld. Gaandeweg kwam in Haren en omstreken de suburbanisatie vanuit de Stad op gang, en verrezen met name ook in de jaren 20 en 30 van de 20e eeuw tal van grote en kleinere villa’s en burgerwoningen.

Deze burgerwoningen en villa’s contrasteren met het sobere en overwegend bescheiden karakter van de oorspronkelijke agrarische bebouwing in het westelijk deel van Gorecht. Naast Oldambtster boerderijen kent dit gebied een ouder streekeigen boerderijtype. Deze Gorechtse boerderij of keuterij is van het kop-romp- of dwarsdeeltype, zoals bijvoorbeeld te vinden aan de Lutsborgsweg (zie onder 'erfgoed'), een zandpad parallel aan de Rijksstraatweg. De vaak fraai gesitueerde boerderijtjes en keuterijen leenden zich vanaf de jaren 60 van de 20e eeuw bij uitstek voor verbouw tot woonboerderijen voor forenzen.