Sla menu over Meer over toegankelijkheid

Het landschap

Het landschap van Oldambt

Karakteristiek voor het landschap van Oldambt is:

  • Groot contrast tussen de groene bebouwingslinten op de hoger gelegen zandruggen en de grootschalige open Dollardpolder
  • Groene bebouwingslinten vormen harde overgang van de open polders naar de meer besloten hogere zandruggen
  • Grootschalig openheid tussen parallelle dijken
  • Verspreid liggende bebouwing langs ontsluitingswegen in de polders
  • Eenzijdige bebouwing langs dijken
  • Langgerekte tweezijdige bebouwingslinten overgaand in dichte bebouwingslinten
  • Oldambsterboerderijen, slingertuinen, arbeiderswoningen, dijkcoupures, schotbalkenhuisjes en kolken.

Een roerige geschiedenis

De bebouwing in de groene linten varieert van zeer klein en eenvoudig tot kolossaal en luxueus. De panden staan met het voorhuis naar de weg en met de nokrichting evenwijdig aan de kavelrichting. Variabel is de afstand tot de weg en de tussenruimte tussen de panden. Meestal is de situering royaler naarmate het pand groter is.

In de 2e helft van de 19de eeuw floreerde het Groningse boerenbedrijf. De herenboeren profiteerden van de hoge graanprijzen en konden zo hun huizen en tuinen op stand inrichten. Kosten nog moeite werden gespaard. Het verschil in behuizing met de personeelsleden, kleine arbeiderswoninkjes met een lapje grond is tekenend voor het verschil in welvaart en de maatschappelijke ongelijkheid van die tijd. De arbeiderswoninkjes lagen vaak tegenover de grote behuizingen, aan de andere kant van de weg.

Er werden statige voorhuizen gebouwd en elegante tuinen werden aangelegd. Als ware juwelen lagen de huizen met hun slingertuinen in het weidse Groninger landschap.

Over de schetskaart

Het landschap van het Oldambt wordt gekenmerkt door een groot contrast tussen de groene bebouwingslinten op de hoger gelegen zandruggen en de grootschalige open Dollardpolders. Een reeks glaciale opduikingen, die tijdens de voorlaatste ijstijd ontstaan zijn, in de voormalige zeeboezemvlakte van de Dollard vormen de basis van het zogenaamde ‘schiereiland van Winschoten’ en ligt centraal in het gebied.

Meer over landschap

Een reeks glaciale opduikingen, die tijdens de voorlaatste ijstijd ontstaan zijn, in de voormalige zeeboezemvlakte van de Dollard vormen de basis van het zogenaamde ‘schiereiland van Winschoten’ en ligt centraal in het gebied. Op deze glaciale opduikingen zijn bewoningsresten aangetroffen van jager-verzamelaars.

In de periode van 3800 tot 1600 jaar v. Chr. ontstonden grote veenmoerassen, onder meer ten oosten van de lijn Groningen – Ten Post –- Roodeschool. Door de daaropvolgende snelle stijging van de zeespiegel werden deze kustvenen in de eeuwen daarop aangetast. De zee zette slib en zand af in het noorden, waardoor het water vanuit de binnenlanden slecht kon worden afgevoerd. Hierdoor nam veenvorming weer toe en ontstond een metersdik veenpakket. Omstreeks de 10e eeuw is de systematische ontginning van het veen begonnen, in eerste instantie vanaf de oeverwallen van de Eems en later ook vanaf de oevers van veenriviertjes zoals de Munter Ae. Het veen bracht in eerste instantie grote welvaart, getuige de grote kerken en vele steenhuizen in deze omgeving. Door ontginning van het veen daalde het landoppervlak, waardoor bewoners gedwongen waren hun woonplaatsen en akkers telkens naar hogere gronden te verplaatsten, totdat zij op de stevige pleistocene ruggen terecht kwamen.

De nederzettingen die nog in het veengebied lagen werden met de inbraak van de Dollard in de 14e en 15e eeuw overspoeld of weggevaagd. Archeologisch onderzoek heeft resten van de middeleeuwse voorgangers van onder andere Scheemda en Midwolda aan het licht gebracht. In de periode daarna slibde de zeearm weer dicht. Rondom het ‘schiereiland’ vormden de jonge zeeklei afzettingen in de voormalige Dollardboezem een ideale basis voor de ontwikkeling van grootschalige akkerbouw. Het door inbraken van de Dollard verloren gegane land werd teruggewonnen door eeuwenlange stelselmatige inpoldering van het gebied. Dit heeft geresulteerd in het karakter van grootschalige open polders gelegen tussen parallelle dijken. Kolken en kleine hoogteverschillen markeren de tracés van oude verloren gegane dijken. Enkele dijktracés zijn aan de hand van verkleuringen op luchtfoto’s of sporen in de bodem nog te herkennen. De schaarse bebouwing in de weidse polder ligt veelal verspreid langs de ontsluitingswegen van de polder.

Na de verspoeling en vergraving van het hoogveen dat in de komvormige laagte in de kern van het schiereiland van Winschoten was ontstaan, ontstond een meer dat in 1840 is drooggelegd en in 2005 opnieuw is gegraven als het Oldambtmeer. Zowel de rand van het ‘schiereiland’ als de westelijke rand van de voormalige Dollardboezem worden gemarkeerd door langgerekte bebouwingslinten.

Blik in de dorpen

De relatie tussen het landschap en de dorpen is contrastrijk. Er is sprake van een harde overgang naar het landschap en een scherp afgetekend silhouet waarin de achterkanten op het landschap gericht zijn. In de lengterichting langs de wegen of dijken is het contrast veel minder groot, reeksen van boerderijen gaan geleidelijk over in dichte kernen van de lintdorpen. De bebouwingslinten in dorpen zoals Finsterwolde en Oostwold op de hogere ruggen manifesteren zich als tweezijdige lintbebouwing. Langs dijken manifesteert de bebouwing zich veelal eenzijdig aan de landzijde van de dijk zoals bijvoorbeeld in Nieuw Beerta. Vanuit de linten zijn doorzichten mogelijk waardoor een sterke visuele verwevenheid met het open landschap bestaat. Arbeiderswoningen en grote monumentale Oldambtster boerderijen met slingertuinen wisselen elkaar af en vormen de beeldbepalende ankerpunten in de ruimtelijke opbouw van de linten. Deze bebouwing weerspiegelt bovendien de sociale contrasten uit het verleden. Het gebied heeft haar naam gegeven aan een boerderijtype dat zich uiteindelijk over de hele provincie heeft verspreid. Hoofdkenmerk van de Oldambtster boerderij is dat schuur en voorhuis van de boerderij onder een doorlopende noklijn zijn ondergebracht, waarbij de schuur via zogeheten krimpen overgaat in het voorhuis. Een sprekend voorbeeld is de boerderij aan de Huningaweg te Oostwold, die sinds de aanleg van het Oldambtmeer uitkijkt over het water. De Oldambtster hoofdvorm is, sterk verkleind, herkenbaar in de kleine en eenvoudige landarbeiderswoningen. De krimpenhuizen tegenover de Ennemaborg in Midwolda vormen gaaf bewaard gebleven voorbeelden van dit voorheen veel voorkomende type.
Naast de agrarische bebouwing komt historische woonbebouwing voor in de vorm van dwarshuizen of villa’s. Vooral in en rond Winschoten en Nieuweschans vestigde zich ook industrie die landbouwproducten verwerkte. De Toekomst bij Scheemda getuigt van de bloeiende strokartonfabricage rond 1900.