Sla menu over Meer over toegankelijkheid

Erfgoed

In Westerwolde overheerst het beeld van het kleinschalig besloten esdorpenlandschap met afwisselend esgehuchten, esdorpen, essen op dekzandkoppen met akkercomplexen, hooilanden in de beekdalen, kleine bosjes en houtwallen. Dit vormt een mooi contrast met het omringende rationele en open heideontginningslandschap met verspreid liggende boerderijen. In het noorden van Westerwolde wordt de overgang naar de open polders van het Oldambt gekenmerkt door streekdorpen zoals de aaneengesloten groene dorpslinten Bellingwolde en Vriescheloo. In het esdorpenlandschap hebben de dorpen en gehuchten een duidelijk relatie met het omliggende landschap doordat ze een onderdeel vormen van het vroegere landbouwsysteem. In het heideontginningslandschap vinden we jonge ontginningsdorpen zoals Mussel, Jipsingboertange, Veelerveen, Hebrecht en Harpel.

Iconen in de regio

Vesting Bourtange.

Westerwolde is van oudsher van strategisch belang, getuige de aanwezigheid van de burcht te Wedde. Aan de oostgrens van Groningen ligt een stelsel van leidijken en schansen, dat onderdeel is van verdedigingslinies langs de grens van de toenmalige Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Vanaf het eind van de 16e eeuw kreeg het uitgestrekte en slecht toegankelijke Bourtanger Moor een militaire functie in de vrijheidsstrijd tegen Spanje. Door toenemende ontginning van het Bourtanger Moor werd het gebied echter toegankelijker. Leidijken werden aangelegd om het water in het moeras te houden en daarmee de verdedigingsfunctie op peil te houden. De schansen Oudeschans (Bellingwolderschans), Bonerschans en Bourtange sloten de route langs de noordkant en door het moeras af. Later werd Nieuweschans (Langakkerschans) aangelegd om ook het nieuwe land dat door inpoldering van de Dollard was ontstaan te kunnen verdedigen.

Klooster van Ter Apel

Belangwekkend cultuurhistorisch ankerpunt in de zuidpunt van het esdorpenlandschap van Westerwolde vormt het klooster van Ter Apel, dat in 1464 door de Kruisheren is gesticht. Het kloostergebouw heeft na de Reductie gediend als voorpost voor de stad Groningen, de toenmalige eigenaar van de Heerlijkheid Westerwolde, en is grotendeels bewaard gebleven.

Meer over erfgoed

In het noorden van Westerwolde wordt de overgang naar de open polders van het Oldambt gekenmerkt door streekdorpen zoals de aaneengesloten groene dorpslinten Bellingwolde en Vriescheloo. In het esdorpenlandschap hebben de dorpen en gehuchten een duidelijk relatie met het omliggende landschap doordat ze een onderdeel vormen van het vroegere landbouwsysteem. De esgehuchten bestaan uit clusters van verspreide boerderijen omgeven door onregelmatig gevormde open ruimten. In Smeerling is zowel de structuur als het bebouwingsbeeld van een dergelijke ‘hoevezwerm’ gaaf bewaard gebleven. Het beeld wordt hier bepaald door oude boerderijen van het streekeigen, Westerwoldse type, waarbij het voorhuis asymmetrisch voor de grote, en hogere schuur is geplaatst.

In grotere esdorpen is de oorspronkelijke verspreide en onregelmatige oorsprong grotendeels verdwenen door een aaneengesloten lintbebouwing langs de doorgaande wegen. De bebouwing staat hierin strak geordend op gelijke afstand van de weg.

In het heideontginningslandschap vinden we jonge ontginningsdorpen zoals Mussel, Jipsingboertange, Veelerveen, Hebrecht en Harpel. Dit zijn dun bebouwde linten met soms enige komvorming bij kruisingen. De overwegend agrarische bebouwing is niet planmatig opgezet, maar onregelmatig gesitueerd en organisch gegroeid. De gebouwen zijn voornamelijk vrijstaand en ruim gesitueerd op grote erven. De bebouwing is voornamelijk van na 1900. De boerderijen en keuterijen zijn vooral van het Oldambtster of krimpentype, waarbij alle functies onder een doorgaande nok zijn geplaatst en de hoofdvorm richting het voorhuis sprongsgewijs versmalt. In de jongere ontginningen komen ook veel naoorlogse boerderijen voor in de vorm van kop-(hals-)rompboerderijen in sobere Delftse Schoolarchitectuur.